Wanneer toets je de literaire ontwikkeling?
Literaire ontwikkeling in de onderbouw
Door de jaren heen ontwikkelen leerlingen hun leesvoorkeuren, doen ze kennis op over boeken en leren ze literaire begrippen die ze kunnen inzetten om literatuur beter te begrijpen en te interpreteren. De kerndoelen voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs bouwen voort op die van het primair onderwijs, zodat er een doorgaande lijn literatuuronderwijs ontstaat van basis- naar voortgezet onderwijs.
Het verdient aanbeveling om in de onderbouw volop in te zetten op positieve leeservaringen. Dat doe je door een rijk en divers boekenaanbod te realiseren op school of in samenwerking met de Bibliotheek. Door veel te praten over rijke teksten in de klas en leerlingen op positieve wijze te stimuleren tot lezen, werk je aan leesmotivatie en -plezier en zet je een positieve leesspiraal in gang waarin het leesgedrag en de leesvaardigheid elkaar versterken.

In de onderbouw toets je de literaire ontwikkeling bij voorkeur formatief. Je brengt de literaire ontwikkeling in kaart met diverse opdrachten en activiteiten en geeft leerlingen positieve feedback die hun literaire ontwikkeling stimuleert. Het aantal toetsmomenten, formatief of summatief, is niet precies voor te schrijven. In bijvoorbeeld een leesportfolio kunnen leerlingen hun literaire ontwikkeling in de onderbouw aantonen en desgewenst kun je (delen van) het leesportfolio beoordelen voor het rapport door er een cijfer aan te verbinden.
Literaire ontwikkeling in de bovenbouw
In de bovenbouw zijn de eindtermen leidend en werk je met een PTA waarin de schoolexamens zijn vastgelegd. Het toetsen van literatuur krijgt om die reden in de bovenbouw vaak een ander karakter: meer gericht op kennis en minder op leeservaringen. De conceptexamenprogramma’s Nederlandse taal en literatuur zetten meer in op ervaringen opdoen met het lezen van boeken. Daarmee bouwen ze voort op de lijn die in de conceptkerndoelen al is ingezet: meer aandacht voor leesgedrag, leesvoorkeur en leesmotivatie. Juist de literaire ontwikkeling van de leerling moet centraal blijven staan en een doorlopende leerlijn van basis- naar voortgezet onderwijs en van onder- naar bovenbouw is daarbij cruciaal.

Naast ervaringen met allerlei vormen van literatuur mag er volop ruimte zijn voor kennis over literatuur, passend bij de schoolsoort. Leerlingen leren bijvoorbeeld literaire begrippen die hen helpen boeken en verhalen te interpreteren, ze leren over literatuur in heden en verleden en plaatsen die literatuur in een cultuurhistorische context.
Literatuur is in de examenprogramma’s een apart domein en dient dan ook afgesloten te worden met cijfers en beoordelingen in het schoolexamen. Om die reden zul je in de bovenbouw ook altijd een summatieve toetsvorm moeten kiezen, die afsluitend van karakter zijn en laten zien wat een leerling op dat moment weet en kan. Hierbij blijft het van belang om steeds na te denken over de keuzes die je maakt om de literaire ontwikkeling in kaart te brengen en welke summatieve en formatieve toetsvormen daarbij passen.